23 juni 2025
Van wetsvoorstellen is het maar de vraag of ze de finish halen. En als ze de finish halen is er vaak ook nog het nodige aangepast. Desondanks vinden wij het van belang om het “Wetsvoorstel Bescherming Vermogen in het Familierecht” te behandelen. Regeren is immers vooruitzien!
Van wetsvoorstellen is het maar de vraag of ze de finish halen. En als ze de finish halen is er vaak ook nog het nodige aangepast. Desondanks vinden wij het van belang om het “Wetsvoorstel Bescherming Vermogen in het Familierecht” te behandelen. Regeren is immers vooruitzien!
Het wetsvoorstel bevat verschillende onderdelen die zeer relevant zijn voor de erfrechtelijke adviespraktijk. Door het lezen van dit artikel weet je wat er speelt en wat er mogelijk op ons afkomt.
Het wetsvoorstel bestaat op hoofdlijnen uit 10 onderdelen. In dit artikel behandelen wij uitsluitend de wijzigingen die wij rechtstreeks relevant achten voor de praktijk van professionals die zich bezighouden met het erfrecht. Het gaat om de volgende voorstellen:
1. Verplichting opstellen boedelbeschrijving erfrechtelijke verkrijging door minderjarige
Bij een wettelijke verdeling waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn is het, voor de langstlevende ouder (wettelijke vertegenwoordiger) verplicht een boedelbeschrijving op te stellen.[1]
Voorgesteld wordt om te regelen dat wanneer een minderjarige vermogen krachtens erfrecht verkrijgt, de ouder in alle situaties verplicht wordt een beschrijving van het gehele vermogen van het kind op te stellen en in te dienen bij de griffie van de rechtbank. De eventuele kosten van de beschrijving van het gehele vermogen van de minderjarige komen ten laste van het door de minderjarige erfrechtelijk verkregen vermogen.
Wanneer de waarde van het totale vermogen van de minderjarige lager is dan € 11.250, kan worden volstaan met het inleveren van een ondertekende verklaring.[2]
2. Verplichting bankrekening met BEM-clausule bij erfrechtelijke verkrijging minderjarige
Op dit moment is er geen verplichting een erfrechtelijke verkrijging van de minderjarige op een bankrekening met BEM-clausule (Belegging Erfenis Minderjarige) te storten. Hierdoor kan een ouder in de praktijk vrijuit beschikken over een door de minderjarige verkregen erfenis en kunnen de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige in gevaar komen.
Voorgesteld wordt dat de erfrechtelijke verkrijging van een minderjarige op een bankrekening met BEM-clausule dient te worden gestort. De ouder kan hierdoor uitsluitend over dit geld beschikken na machtiging door de kantonrechter.
3. Schrappen ouderlijk vruchtgenot
De ouder met gezag over het kind heeft recht op het vruchtgenot van het vermogen van het betreffende kind.[3] Dat kan bijvoorbeeld over vermogen gaan dat een kind heeft geërfd. Bij inkomen uit vermogen kan gedacht worden aan rente op spaargeld, dividend van beleggingen of huurinkomsten van een (geërfde) woning. Ouders zijn niet verplicht om deze vruchten te besteden aan hun kinderen voor bijvoorbeeld levensonderhoud, verzorging of studie. De ouders mogen dit vermogen vrij besteden.
Het vruchtgenot is eigenlijk alleen relevant in de zeldzame situatie waarin een kind vermogend is, terwijl juist de ouder moeilijk kan rondkomen en deze vruchten echt nodig heeft om in de kosten van levensonderhoud te voorzien.
Voorgesteld wordt nu om het ouderlijk vruchtgenot te schrappen. In een situatie waarin de ouder onvoldoende in het levensonderhoud van het kind kan voorzien, kan dit tot problemen leiden. In dat geval kan de ouder, in het belang van het kind, aan de kantonrechter verzoeken een deel van het vermogen en of de vruchten hiervan te gebruiken.
4. Aanpassing voorwaarden “som ineens”
Een kind van de erflater heeft de mogelijkheid om aanspraak te maken op een “som ineens”.[4] Dit betreft een op zichzelf staande aanspraak van een kind op een geldbedrag voor levensonderhoud en studie tot 21 jaar. De som ineens dient te worden gezien in het licht van de verplichting van beide ouders om in de kosten van levensonderhoud van het kind te voorzien. Een ouder heeft volgens de wetgever de verantwoordelijkheid om ook na diens overlijden een adequate voorziening te treffen om in dit levensonderhoud te kunnen blijven voorzien. Bij de som ineens moet dan ook worden gekeken naar de behoefte van het kind, de draagkracht van de overlevende ouder en de verantwoordelijkheid van de erflater. Dit is maatwerk.
De vordering in verband met de “som ineens” is een schuld van de nalatenschap van de overleden ouder die een bijzondere (preferente) status heeft omdat deze voorgaat op de belangen van legitimarissen, legatarissen en erfgenamen van de erflater.
Als het kind minderjarig is, dient de wettelijke vertegenwoordiger (meestal de andere ouder) namens het kind aanspraak te maken op de som ineens.
Is er echter een echtgenoot of erfgenaam van de overleden ouder die in de kosten van levensonderhoud van het kind moet voorzien, dan bestaat er onder de huidige wetgeving geen aanspraak op de som ineens. Dit is ongewenst omdat er situaties denkbaar zijn waarin de echtgenoot is onterfd of een (te) klein erfdeel heeft ontvangen om in de kosten van levensonderhoud van het betreffende kind (de somgerechtigde) te voorzien. Dit is niet in het belang van het kind.
Voorstel
Voorgesteld wordt om de voorwaarden voor een beroep op de som ineens te versoepelen door geen rekening meer te houden met een onderhoudsplichtige echtgenoot of erfgenaam van de overleden ouder. Hierdoor wordt een belangrijke drempel weggenomen en wordt de som ineens steeds relevanter. Zeker in situaties waarbij een kind na een scheiding onterfd is door zijn ouder kan dit om veel geld gaan.
Ter bescherming van het vermogen van het kind wordt de verplichting ingevoerd om de som ineens te storten op een bankrekening met BEM-clausule (Belegging Erfenis Minderjarigen). De wettelijk vertegenwoordiger kan dan alleen beschikken over de som ineens met toestemming van de kantonrechter.
Belang voor de praktijk
Na een scheiding kan één van beide onderhoudsplichtige ouders van één of meerdere minderjarige kinderen komen te overlijden. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de overleden ouder andere erfgenamen dan zijn kinderen heeft benoemd. In dat geval kunnen de kinderen met lege handen komen te staan en komen de kosten van levensonderhoud en studie uitsluitend voor rekening van de ouder die nog in leven is. Door het versoepelen van de voorwaarden waarin een beroep gedaan kan worden op de som ineens zal een ex partner namens zijn of haar kinderen alert moeten zijn op dit wettelijke recht en de vordering namens zijn of haar kinderen moeten instellen.
In zijn algemeenheid is het van belang cliënten te wijzen op het gegeven dat van hen ook wordt verwacht dat er voorzieningen getroffen zijn om te kunnen voorzien in levensonderhoud van kinderen bij onverhoopt overlijden.
5. Verlenging vervaltermijnen som ineens en legitieme portie
Voorgesteld wordt om de termijn voor de som ineens en de legitieme portie te verlengen. De belangen van de minderjarige, die ten gevolge van de huidige vervaltermijnen hun aanspraken verloren kunnen zien gaan, wegen zwaarder dan het belang van de andere belanghebbenden bij een snelle afwikkeling van de nalatenschap en bij rechtszekerheid.
Som ineens
Het beroep op de som ineens dient naar huidig recht te worden gedaan binnen een redelijke, door een belanghebbende gestelde termijn, en uiterlijk negen maanden na het overlijden van de erflater.[5] Voorgesteld wordt om de termijn waarbinnen de som ineens opgeëist moet worden te verlengen naar uiterlijk het moment dat het kind de eenentwintigjarige leeftijd heeft bereikt. Hierdoor krijgt het kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger voldoende tijd om deze belangrijke bijdrage in zijn levensonderhoud van de erfgenamen van de overleden ouder te vorderen.
Legitieme portie
De mogelijkheid om een beroep te doen op de legitieme portie vervalt indien de legitimaris niet binnen een door een belanghebbende gestelde redelijke termijn en uiterlijk vijf jaar na het overlijden van de erflater heeft verklaard dat hij een beroep wenst te doen op de legitieme portie.[6]
Bij een beroep op de legitieme portie kan sprake zijn van tegenstrijdige belangen van het kind en de wettelijke vertegenwoordiger omdat een langstlevende ouder de legitieme portie namens zijn kinderen tegen zichzelf moet inroepen.[7]
Met betrekking tot de termijn voor een beroep op de legitieme portie wordt voorgesteld deze termijn te verlengen van vijf jaar na het overlijden van de ouder naar vijf jaar nadat het kind de meerderjarigheid heeft bereikt. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de vijf jaar termijn die nu geldt bij het overlijden van de ouder. Vijf jaar geeft de legitimaris voldoende tijd om in actie te komen. Voortaan heeft het kind tot de leeftijd van drieëntwintig jaar de tijd om de keuze te maken om al dan niet beroep te doen op de legitieme portie.
6. Verlenging verjaringstermijn rechtsvorderingen tot drie jaar na ontbinding van het huwelijk
Om gehuwden en geregistreerde partners te beschermen tegen verjaringsperikelen voorziet de wet op dit moment in een verlenging van de verjaringstermijn met zes maanden na ontbinding van het huwelijk of geregistreerd partnerschap.[8]
Deze termijn van 6 maanden wordt te kort bevonden en wordt nu aangepast. Tegelijkertijd wordt de verjaringstermijn van vergoedingsrechten tussen echtgenoten verkort van 20 naar 5 jaar. Dit wordt vormgegeven in een nieuw artikel 1:87a BW dat zal gaan luiden:
“Rechtsvorderingen tussen echtgenoten die voortvloeien uit de titels 6, 7 en 8 verjaren door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden, maar niet eerder dan drie jaren na de beëindiging van het huwelijk dan wel na de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het register, bedoeld in artikel 116. Deze termijn kan niet worden verkort.”
Relevantie voor de praktijk
Vergoedingsrechten zijn enorm relevant bij het vaststellen van de omvang van een nalatenschap. Na overlijden bestond het risico dat het vergoedingsrecht verloren zou gaan door de korte verlening van de verjaringstermijn. Door dit nieuwe wetsartikel wordt de verjaringstermijn na overlijden met drie jaar verlengd waardoor echtgenoten en erfgenamen beter worden beschermd.
Afsluiting
De wetgever staat niet stil. Voor nu ben je weer even helemaal op de hoogte. Op het moment dat er relevante ontwikkelingen zijn ten aanzien van het Wetsvoorstel Bescherming Vermogen in het Familierecht informeren wij jou.
[1] Art. 4:16 lid 2 BW
[2] Art. 1:339 BW
[3] Art. 1:253l BW
[4] Art. 4:35 BW
[5] Art. 4:37 lid 1 BW
[6] Art. 1:85 lid 1 BW
[7] Rechtbank Middelburg 8 december 2008, ECLI:NL:RBMID:2008:BI0224
[8] Art. 3:320 BW jo. art. 3:321 lid 1 onderdeel a BW
Ben jij als professional betrokken bij erfrecht? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Erfrechtdeskundige.