4 juni 2025
Overlijden tijdens een scheidingsprocedure klinkt als een zeer uitzonderlijke gebeurtenis die nagenoeg nooit voorkomt. De uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2024 leert ons echter dat dit een reëel risico is met zeer grote gevolgen.
Overlijden tijdens een scheidingsprocedure klinkt als een zeer uitzonderlijke gebeurtenis die nagenoeg nooit voorkomt. De uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2024 leert ons echter dat dit een reëel risico is met zeer grote gevolgen.
Wat was er aan de hand?
Maarten en Vera zijn gehuwd en hebben twee kinderen: Siemen en Stefanie. In 2008 scheidden Maarten en Vera. Maarten hertrouwt in 2013 in gemeenschap van goederen met Myrthe.
Ook dit huwelijk brengt niet wat hij ervan verwacht en na een turbulente relatie dient de advocaat van Maarten in 2021 een verzoekschrift in bij de rechtbank waarin de echtscheiding wordt verzocht.
Op 27 juni 2022 pleegt Maarten, een uur na levering van de echtelijke woning aan derden, zelfmoord. Op dat moment was er al een echtscheidingsconvenant opgesteld waarvan de afspraken deels waren uitgevoerd. De gemeenschap van goederen is in deze situatie ontbonden door indienen van het verzoekschrift en uitdrukkelijk niet door het overlijden van Maarten.[1]
De echtscheiding was op het moment van overlijden echter nog niet uitgesproken door de rechtbank en dus ook nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Hierdoor waren Myrthe en Maarten formeel nog echtgenoten.
Maarten had in 2009 een testament opgemaakt. Hierin was niet bepaald wie de erfgenamen zijn (een erfstelling ontbreekt). Wel is er een tweetrapsmaking opgenomen waarin wordt bepaald dat alles dat Siemen erft na zijn overlijden aan Stefanie moet toekomen en vice versa. Ook is het ouderlijk vruchtgenot uitgesloten.
Wettelijk erfrecht/Versterferfrecht
Omdat in het testament geen erfstelling is opgenomen wordt aangesloten bij de wettelijke regeling. Daarin is bepaald dat de echtgenoot van Maarten (de erflater) en Siemen en Stefanie (diens kinderen) erfgenaam zijn.[2] Zij erven in beginsel allemaal voor gelijke delen.[3] Myrthe verkrijgt op grond van de wettelijke verdeling van rechtswege alle goederen van de nalatenschap. De voldoening van eventuele schulden van de nalatenschap komt ook voor haar rekening.[4] Onder schulden van de nalatenschap valt ook de erfbelasting die ziet op het erfdeel van de Siemen en Stefanie.[5] De kinderen krijgen een niet-opeisbare geldvordering ter grootte van hun erfdeel op Myrthe.[6] Siemen en Stefanie staan hierdoor feitelijk met lege handen. Dat vinden ze gezien de scheiding niet te verkroppen en ze stappen naar de rechter.
Standpunt Siemen en Stefanie (kinderen Maarten)
Siemen en Stefanie stellen dat het testament van Maarten zo uitgelegd moet worden dat het de bedoeling van Maarten is geweest dat zij enig erfgenamen zijn. Mocht de rechtbank niet meegaan met dat argument, dan dient, de uitkomst dat Myrthe erfgenaam is, in strijd verklaard te worden met de redelijkheid en billijkheid. Zij onderbouwen dat met de volgende omstandigheden:
Myrthe is het niet eens met de stelling van haar stiefkinderen (Siemen en Stefanie). Ondanks dat ze in een echtscheiding verwikkeld zijn vindt zij dat zij recht heeft op de erfenis.
De rechtbank overweegt inzake het testament
Bij de uitleg van een testament moet worden gelet op de verhoudingen die erflater in zijn uiterste wil wenste te regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt (artikel 4:46 lid 1 BW).
De rechtbank is het met Myrthe eens dat uit de wijze waarop het testament is opgesteld niet kan worden afgeleid dat erflater de bedoeling had zijn kinderen tot enig erfgenamen te benoemen. Siemen en Stefanie brengen nog een brief van de (opvolgend) notaris in die betrokken was bij het opstellen van het testament van Maarten in 2009. Deze notaris schrijft het volgende:
"Uit de aantekeningen maak ik op dat zij uit elkaar aan het gaan waren; er was een convenant in de maak, het ging over de waardering en verdeling van hun huis en hypotheek en dus over de kinderen; over de zorg voor hen als ze beiden zouden overlijden en over wie hun vermogen dan zou beheren of zou ontvangen als een kind na hen zou overlijden: dan toch in elk geval niet de andere ouder. Allereerst hield het testament een herroeping in van de oudere testamenten die zij op elkaar hadden gemaakt. Zonder dat oude testament en omdat zij niet met elkaar gehuwd waren, zou de wet hun kinderen aanwijzen als hun enige erfgenamen. Dat is toen niet letterlijk bevestigd in het testament, maar was wel het rechtsgevolg van dat moment. Ik haal uit de aantekeningen niet waarom dat niet letterlijk is opgeschreven. Evengoed haal ik het ook niet uit de stukken dat ter sprake is geweest dat hij tijdens het uit elkaar gaan met Vera alvast heeft willen regelen dat een nieuwe echtgenote alvast moest erven. Ik maak uit het dossier vooral op dat ze een goede regeling voor de kinderen wilden maken; de achterlating van de kinderen blijkt uit de wet, zij regelden zelf wie er voor de kinderen zou zorgen als ze beide zouden overlijden, wie er dan het vermogen zou beheren, wie de nalatenschap namens de kinderen zou afwikkelen en dat er na overlijden niet alsnog wat naar de partner zou gaan met wie de relatie juist was geëindigd. Het testament is juist gemaakt om de partner rechten te ontnemen."
Uit de vormgeving van het testament en de brief van de notaris kan volgens de rechtbank alleen worden opgemaakt dat Maarten met zijn testament wilde voorzien in een aantal specifieke zaken naar aanleiding van het uit elkaar gaan met Vera. Hij wilde ervoor zorgen dat Vera niets meer uit zijn nalatenschap zou ontvangen, ook niet via een omweg. De meeste bepalingen uit het testament van Maarten zijn hierop gericht. Zo heeft Maarten een tweetrapsmaking verbonden aan de verkrijgingen van Siemen en Stefanie. Deze tweetrapsmaking zou vervallen bij het overlijden van Vera. Vanaf dat moment kon het vermogen van Maarten niet meer via Siemen en Stefanie terecht komen bij Vera . Dit wijst erop dat Maarten wilde voorkomen dat Vera (indirect) van hem zou erven. Dit volgt ook uit het feit dat erflater het ouderlijk vruchtgenot van Vera heeft uitgesloten en de verkrijgingen van Siemen en Stefanie uit zijn nalatenschap onder testamentair bewind van zijn zus heeft gesteld.
De zus van Maarten verklaart vervolgens:
Maarten wilde vooral regelen dat zijn kinderen veilig en verzorgd zouden zijn indien hij zou overlijden. Dit heeft hij toen gedaan door bewindvoering, voogdij en executeurschap te regelen voor de kinderen. Maarten wilde dat al zijn geld naar zijn kinderen zou gaan.
Volgens de rechtbank is dat precies het gevolg van het testament op het moment van opstellen van het testament omdat Maarten toen nog niet met Myrthe was gehuwd. Uit de verklaring van de zus van Maarten blijkt volgens de rechtbank niet wat Maarten wilde als hij later zou gaan trouwen.
Met het testament heeft Maarten de erfstelling overgelaten aan de wet die bepaalt dat een toekomstige echtgenote zou erven. Als Maarten had gewild dat Myrthe niet zou erven had hij dit kunnen regelen door zijn testament aan te passen.
De rechtbank overweegt inzake redelijkheid en billijkheid
Hoewel het voor jou als lezer en voor mij als auteur van dit artikel misschien onrechtvaardig voelt dat Myrthe erfgenaam is terwijl ze bijna gescheiden zijn vindt de rechtbank deze uitkomst niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Volgens de rechtbank is het geen uitzonderlijke omstandigheid dat de verhoudingen tussen Maarten en Myrthe door scheiding verstoord zijn. Tijdens een scheiding spelen vaker grote emoties en onenigheid. De rechtbank is het met Myrthe eens dat het niet uitzonderlijk is dat een echtgenoot komt te overlijden tijdens een (vergevorderde) echtscheidingsprocedure. Deze procedures kunnen immers veel tijd in beslag nemen. De wetgever heeft de gevolgen hiervan onder ogen gezien, maar er - met het oog op de rechtszekerheid - niet voor gekozen een andere regeling te treffen. Maarten had bij het starten van de echtscheidingsprocedure zijn testament kunnen aanpassen zodat Myrthe niet meer van hem zou erven als hij tijdens de procedure zou overlijden. Maarten heeft dit echter niet gedaan.
De rechtbank is het met Myrthe eens dat het niet onaanvaardbaar is dat zij in vergelijking met Siemen en Stefanie een sterke erfrechtelijke positie heeft. Hier heeft de wetgever immers bewust voor gekozen, door de wettelijke verdeling tot uitgangspunt te nemen. Die sterke positie geldt ongeacht de leeftijd van de langstlevende. Het is ook niet vereist dat de langstlevende de moeder is van de kinderen van de erflater, de wettelijk verdeling geldt ook als een stiefmoeder langstlevende is.
Ook het laatste onderdeel waarin wordt gesteld dat Maarten in de veronderstelling leefde dat na zijn overlijden alleen de kinderen erfgenaam zouden zijn staat, ondanks diverse verklaringen van vrienden en familie van Maarten, voor de rechtbank niet vast.
Belang voor de praktijk
Overlijden tijdens een scheidingsprocedure klinkt als een zeer uitzonderlijke gebeurtenis die nagenoeg nooit voorkomt. De praktijk leert echter dat dit fenomeen vaker voorkomt dan dat je zou verwachten. Overlijden kan een natuurlijke oorzaak hebben maar zoals we in deze casus zien kan het, mede ingegeven door alle emoties die verband houden met de scheiding, ook gaan om suïcide. De gevolgen van het niet behandelen van het overlijdensrisico kunnen, zoals deze casus illustreert, enorm pijnlijk zijn. Wij vinden dit thema daarom zeer relevant voor de praktijk.
Deze zaak illustreert het belang van het opstellen of heroverwegen van een testament na een scheiding. Dit onderwerp dient bij voorkeur vroeg in het proces van scheidingsbegeleiding aangekaart te worden. Hierdoor kunnen pijnlijke situaties, zoals in deze uitspraak, voorkomen worden.
Het is goed om hierbij te realiseren dat het opstellen van een testament een eenzijdige rechtshandeling is. Het opstellen van of het aanpassen van een testament brengt dus geen extra onderhandelingspunt ter tafel.
|
|
[1] Art. 1:99 lid 1b BW jo. art. 1:99 lid 3 BW
[2] Art. 4:10 lid 1a BW
[3] Art. 4:11 lid 1 BW
[4] Art. 4:13 lid 2 BW
[5] Art. 4:7 lid 1e BW
[6] Art. 4:13 lid 3 BW
Ben jij als professional betrokken bij erfrecht? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Erfrechtdeskundige.