14 juli 2025
Een testament uit 2000 hield geen rekening met de mogelijkheid dat uit de relatie van erflater en zijn partner alsnog een kind zou worden geboren. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat deze omstandigheid leidt tot blijvende onuitvoerbaarheid van de erfstelling, en vulde het testament aan op grond van artikel 4:47 BW. Hof Amsterdam 17 juni 2025.
Een testament uit 2000 hield geen rekening met de mogelijkheid dat uit de relatie van erflater en zijn partner alsnog een kind zou worden geboren. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat deze omstandigheid leidt tot blijvende onuitvoerbaarheid van de erfstelling, en vulde het testament aan op grond van artikel 4:47 BW. Hof Amsterdam 17 juni 2025.
Wat was er aan de hand?
Maarten krijgt in 1990 een relatie met Vera. Vera had op dat moment al twee kinderen uit een eerder huwelijk. Maarten en Vera zouden graag samen een kindje krijgen maar Vera kampt met vruchtbaarheidsproblemen waardoor dit hen helaas niet is gegund.
In 2000 kopen zij een perceel waarop een woning wordt ontwikkeld. In verband met dit project sluiten zij een samenlevingsovereenkomst, waarin zij – naar analogie van artikel 1:81 BW – afspreken elkaar tijdens de samenwoonperiode het nodige te verschaffen (verzorging en levensonderhoud).
In 2000 beschikken Maarten en Vera beiden ook over hun nalatenschap door het opstellen van een testament. Maarten (erflater) heeft in zijn testament een erfstelling opgenomen voor het geval hij vóór Vera mocht komen te overlijden en er geen afstammelingen uit hun relatie geboren mochten zijn met benoeming van Vera voor 80% van zijn nalatenschap en de kinderen van zijn zus voor 20% van zijn nalatenschap. Ook heeft hij een erfstelling opgenomen voor het geval hij gelijk met of na Vera zou komen te overlijden en er geen afstammelingen uit hun relatie mochten zijn geboren; in dat geval heeft hij de kinderen van Vera tot enige en algehele erfgenamen benoemd. Vera heeft op haar beurt in haar testament Maarten en haar kinderen tot haar enige erfgenamen, gezamenlijk en voor gelijke delen, benoemd.
En dan gebeurt er in 2001 een wonder! Vera raakt in verwachting en er wordt een kerngezonde baby “Joop” geboren. Maarten erkent Joop waardoor er familierechtelijke betrekkingen ontstaan.
In 2023 komt Maarten te overlijden. Het testament is – zoals helaas vaak voorkomt – na het opstellen in 2000 nooit meer aangepast. Dit leidt ertoe dat de in 2000 opgenomen erfstelling komt te vervallen. Er is immers wel een afstammeling uit hun relatie geboren. Het testament bevat geen erfstelling voor het geval er wel een afstammeling uit de relatie was geboren.
Door het vervallen van de erfstelling wordt het wettelijke erfrecht van toepassing. Hierdoor is Joop enig erfgenaam geworden.[1]
Vera en Joop zijn het beiden niet eens met dit rechtsgevolg. Zij vinden het beiden redelijk dat het testament zo uitgelegd/aangevuld moet worden dat zij en Joop voor gelijke delen erfgenaam zijn. Voor Joop betekent dat dat hij de helft van het recht op de nalatenschap verliest en na het overlijden van Vera haar nalatenschap zal moeten delen met zijn half broers.
Gerechtshof Amsterdam
Volgens artikel 4:46 lid 1 BW moet het testament worden uitgelegd met oog voor de bedoelingen van de Maarten (erflater). Daarbij wordt gekeken naar de onderlinge verhoudingen die Maarten met zijn uiterste wil wilde regelen, én naar de omstandigheden waarin hij het testament heeft opgesteld. Artikel 4:47 BW bepaalt dat de erfstelling uit het testament vervalt als deze niet kan worden uitgevoerd door omstandigheden die vóór het overlijden zijn ontstaan. In principe mag die vervallen bepaling dan niet worden vervangen door een andere. Maar daarop bestaat een uitzondering: als uit het testament zelf blijkt dat de erflater — in dit geval Maarten — bij kennis van die omstandigheden een andere regeling zou hebben getroffen, dan mag de rechter het testament op dat punt aanvullen.
De erfstelling waarin Vera werd benoemd tot erfgenaam, kon niet worden uitgevoerd omdat er – in tegenstelling tot wat het testament veronderstelde – wél een kind uit de relatie was geboren. Het hof oordeelt dat de Maarten, als hij van deze omstandigheid had geweten, zijn testament anders zou hebben ingericht. Uit het testament, de verklaringen van de partner en andere contextuele factoren (zoals het samenlevingscontract met verzorgingsregeling en het testament van Vera waarin ook Maarten was aangewezen als erfgenaam), blijkt dat Maarten Vera verzorgd wilde achterlaten.
Omdat bij het opstellen van het testament de mogelijkheid van het krijgen van een kind was uitgesloten, en er geen voorziening was getroffen voor deze situatie, acht het hof het aannemelijk dat Maarten zowel Vera als Joop tot erfgenamen had willen benoemen. Daarom vult het hof het testament aan met de een erfstelling waarin Vera en Joop ieder voor gelijke delen erven.
Belang voor de praktijk
Deze zaak onderstreept dat artikel 4:47 BW geen dode letter is, maar daadwerkelijk in de praktijk kan worden toegepast als een krachtig correctiemechanisme in geval een testament geen rekening houdt met ontwikkelingen vóór overlijden (zoals de onverwachte geboorte van een kind). Deze zaak illustreert dat de rechter niet alleen redeneert vanuit de letterlijke tekst van het testament, maar ook uit de uiterste wil in samenhang met de context moet afleiden wat de erflater vermoedelijk zou hebben gewild.
Je zou je kunnen afvragen waarom er een juridische procedure is gestart terwijl Vera en Joop het met elkaar eens waren. Was het opstellen van een overeenkomst tussen Vera en Joop dan niet voldoende? Het antwoord op deze vraag is "nee". Zonder de rechterlijke uitspraak zou het testament geldig zijn en zou Joop enig erfgenaam zijn. Vera kan zich dan niet legitimeren als erfgenaam en heeft ook geen bevoegdheden als erfgenaam. Door de rechterlijke uitspraak kan Vera bewijzen dat zij, in tegenstelling tot de inhoud van het testament, erfgenaam is. De rechterlijke uitspraak heeft dwingende bewijskracht.
Erfrechtdeskundigen moeten cliënten actief attenderen op de noodzaak om testamenten “levend” te houden en aan te passen aan gewijzigde omstandigheden zeker na levensgebeurtenissen zoals geboorte van een kind, scheiding, samenwonen et cetera.
Heb je suggesties of ideeën voor een volgend artikel? Stuur mij gerust een mail op jasper@deerfrechtdeskundige.nl. Samen komen we verder!
[1] Art. 4:10 lid 1a BW
Ben jij als professional betrokken bij erfrecht? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Erfrechtdeskundige.